BOOS
Kinderen die snel geïrriteerd zijn, boos kijken, driftbuien hebben of van zich af slaan of schoppen willen dat zelf vaak helemaal niet. Ook zij zijn niet blij met de verdrietige gezichten van de ander of de straf die er op volgt. Als je kind regelmatig boos is en de nadruk steeds meer komt te liggen op zijn boosheid, kan het goed zijn om hulp te zoeken. Als dit langer speelt, kunnen jullie met elkaar in een vicieuze cirkel komen, waarbij je kind het gevoel heeft dat hij het altijd fout doet. Zeker als je kind er zelf ook last van heeft en wel anders wil, maar nog niet weet hoe. Samen gaan we dat proberen te leren.
Aan de volgende signalen kun je merken dat jouw kind moeite heeft met het reguleren van zijn emoties:
- Snel gefrustreerd worden als iets niet lukt.
- Moeite met het accepteren van teleurstellingen.
- Boos worden als iets oneerlijk gaat.
- Schreeuwen, gillen, roepen als het boos is.
- Iets kapot maken in zijn boosheid.
- Anderen pijn doen als het boos is.
- Tijdelijk niet voor rede vatbaar zijn, praten heeft geen zin.
- Zichzelf niet kunnen kalmeren.
Met deze tips kun je thuis aan de slag:
- Geef aandacht aan het ‘baalgevoel’ wat je kind heeft. Bijv. ‘Sjonge, wat baal je ervan, doe je zo je best, lukt het niet!’. Dat helpt om rustig te worden.
- Laat je kind eerst even afkoelen als het heel boos is. Later kun je erover praten.
- Bedenk op een rustig moment samen een manier om te kalmeren (voor de volgende keer). Bijv. weglopen, tot tien tellen, diep zuchten, knijpen in een stressballetje, glas water drinken.
- Zet je kind op een plek bij jou in de buurt, in plaats van op de gang. Als je je kind ‘wegzet’, zeg je eigenlijk dat het er niet mag zijn met zijn boosheid. Je kind voelt zich afgewezen en zal alleen maar harder roepen.